Home Reizen van Jan en Carla

Sri lanka

  23 februari - 9 maart 2011

Kaart

Reisroute:
Colombo/Negombo – Sigiriya – Kandy – Nuwara Eliya – Tissamaharama – Galle – Bentota – Colombo.

Vlag en wapen van Sri Lanka
        vlag              wapen

Sri Lanka in het kort:
Hoofdstad                 :Colombo
Aantal inwoners         : ruim 20 miljoen (telling 2009)
Taal                            : de officiële talen zijn het Singalees en het Tamil, maar Engels wordt ook vrijwel overal gesproken
Klimaat                       : tropisch klimaat met twee moesson periodes
Religie                        : overwegend boeddhistisch (70%) , hindoeïstisch. christen en islamitisch
Geldeenheid               : Rupee           
                                                                          
De Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka, tot 1972 Ceylon genoemd, ligt ten zuid-oosten van India in het noordelijk deel van de Indische Oceaan. De afstand van noord naar zuid is 445 km en van oost naar west 225 km; dat is ongeveer net zo groot als Nederland en België samen.

Wereldbol

Het eiland heeft een eeuwenoude historie en is ooit kolonie geweest van Portugal (16e eeuw), Nederland (17e eeuw) en later van Engeland (tot 1948). Met name in Colombo en Galle zijn nog overblijfselen zoals forten, kerken en overheidsgebouwen, die dateren uit de Nederlandse VOC-periode.
Sri Lanka telt ruim 20 miljoen inwoners, waarvan 85% op het platteland woont en werkt en bestaat uit diverse bevolkingsgroepen: Singalezen (kwamen ruim 500 jaar voor onze jaartelling vanuit noordelijk India naar het eiland), Tamils (eveneens uit India afkomstig), Moren (afstammelingen van de Arabische handelaren), Burghers (een menggroep van meestal christelijke Singalezen en afstammelingen van vooral Nederlandse, maar ook wel Engelse of Portugese kolonisten en) en de Wedda’s (de oorspronkelijke bewoners, waarvan er nu nog een paar honderd over zijn). Elke groep houdt zich vast aan eigen cultuur, geloof en traditie. Onze chauffeur/gids is zo’n Burgher: hij is christen en zijn achternaam is Fernandez.
Sri Lanka is een vruchtbaar land met o.a. uitgestrekte theeplantages (Ceylon thee!) tegen de heuvels en bergen. Ook zijn er tropische regenwouden en prachtige stranden. De gemiddelde temperatuur is 30°C op het lage land en in de hoger gelegen gebieden gemiddeld 23°C. 

Waarom Sri Lanka?
In 1972 veranderde Ceylon zijn naam in Sri Lanka, dat "schitterend eiland" betekent. En  terecht. Het eiland heeft stranden met palmen en een stralend blauwe oceaan. Het binnenland is prachtig groen en vruchtbaar met bergen, snelstromende riviertjes en watervallen met diepe dalen. Daarbij nog eeuwenoud boeddhistisch erfgoed, vrouwen in prachtige kleurrijke sari's, mooie nationale parken, heerlijk tropisch fruit en een zeer vriendelijke bevolking. Wat kan een mens zich meer wensen voor een korte vakantie? Hier is het winter, dus koud en daar houden we geen van beiden van. Wat ons betreft dus weer de hoogste tijd om een warm en zonnig oord op te zoeken. Al twee maal eerder hadden we plannen om naar Sri Lanka te gaan, maar door verschillende omstandigheden gingen deze reizen toen niet door. Deze keer hebben we gekozen voor een relatief luxe reis: we gaan met z’n tweetjes het land verkennen in een auto met chauffeur, die tevens onze gids is, en we slapen in gerieflijke hotels. We kunnen van de eerste tot en met de laatste dag over ons privévervoer beschikken. Hoe zo, luxe …?!

 

Verslag van de reis:

Dag 1 – woensdag 23 februari 2011 AMSTERDAM > OVERSTAP DUBAI
Aanvankelijk zou Merlin ons bij het station in Zutphen af zetten, maar het plan verandert, want hij moet zijn kleinkinderen naar Amsterdam brengen. En zo vertrekken we om 08.30 uur met drie volwassenen, twee kinderen, een flinke hond en bagage in alle soorten en maten richting Amsterdam. De dochter en schoondochters zitten in een restaurantje te ontbijten en aangezien het nog vroeg is schuiven we aan en drinken daar een kop koffie. Dan brengt Merlin ons naar Schiphol, waar we nog alle tijd hebben om rustig te lunchen. We vliegen met Emirates.

Het vliegtuig is lang niet vol en we hebben veel beenruimte. Om 15.00 uur stijgen we op en zes uur later (24.00 uur plaatselijke tijd) landen we op het vliegveld van Dubai voor de overstap.

Dag 2 – donderdag 24 februari 2011 DUBAI > VLIEGVELD COLOMBO / NEGOMBO
De vlucht naar Colombo heeft vertraging; we zitten ruim een uur in het vliegtuig te wachten op 'take-off''. Het is 3½ uur vliegen van Dubai naar Colombo, waar we om 09.00 uur aankomen. Het tijdsverschil met Nederland is 4½ uur. In de aankomsthal staat Cuthie Fernandez, onze chauffeur/gids voor de komende twee weken, ons op te wachten.

Buiten slaat de hitte ons tegemoet, maar gelukkig hebben we een comfortabele  auto met airco en is ons hotel in Negombo niet ver van het vliegveld. In het koloniale tijdperk was Negombo een belangrijke plaats omdat er veel wilde kaneel in de omgeving groeide. Er is nog een oud Nederlands fort. Het is  een vissersplaats en er wordt nog veel gevist met zgn.oruvas, kleine kano’s met één of twee drijvers, die getuigd zijn met een enorm vierkant zeil.
Na een douche, een tukje en een sandwich lopen we naar het strand, waar vissersboten met hun zeilen bollend in de wind op het zand liggen.

          

Verderop zijn ze de vangst uit de netten aan het halen. Ook zien we een grote, oude, houten boot waarvan de delen met touw aan elkaar zijn gezet; de naden zijn gevuld met stro. Ik geloof niet dat deze boot nog gebruikt wordt. En natuurlijk worden we regelmatig aangeklampt om een souvenir te kopen. Het is behoorlijk warm, mijn thermometertje geeft 33° aan. We besluiten het dan ook niet te lang te maken, want we zijn deze temperatuur nog niet gewend en bovendien hebben we een nacht niet geslapen. Even voorzichtig dus. We relaxen tot het het eind van de middag  en gaan dan nog even met een tuk-tuk naar het vissershaventje. Er is niet zo veel te zien en het wordt al snel donker.
Vanavond onze eerste rijst met verschillende curries gegeten: aardappel-, kool-, linzen- en knoflookcurry. Gelukkig aangepast aan de westerse smaakpapillen, dus voor ons ‘spicy’ genoeg!
 
Dag 3 – vrijdag 25 februari 2011 NEGOMBO > SIGIRIYA
Om 8.30 uur staat Cuthie weer klaar. Nog even een rondje Negombo voordat we verder gaan. Bij de ingang van de vismarkt waar de verse vis verkocht wordt staat een groot beeld van de heilige Petrus, compleet met sleutel en natuurlijk zijn visnet. Dankzij de Portugezen is Negombo overwegend katholiek. Op het strand naast de markt wordt de vis per soort gezouten en te drogen gelegd. De vis, groot tot (heel) klein wordt met de hand omgedraaid zodat ze gelijkmatig kan drogen.

          

Al in de 8e eeuw gebruikten de Arabieren dit stadje als uitvoerhaven voor hun specerijen, vooral kaneel. Nadat de Hollanders de Portugezen in de 17e eeuw hadden verjaagd bouwden ze er in 1678 een fort met een poort en bastion, dat binnen de poort nog steeds dienst doet als gevangenis.

                              

We bekijken een van de vele katholieke kerken en horen het geluid van kinderstemmen dat blijkt te komen van een kleuterschooltje. De kleine speelgoedbeestjes die we bij ons hebben komen goed van pas: met dank aan de Plus supermarkt! In dit schooltje geven ze ook straatkinderen, die niet naar school gaan, ’s middags een warme maaltijd. Wanneer we afscheid nemen krijgen we elk een sleutelhanger met schelp eraan.

En dan rijden we de stad uit, maar niet voordat we een korte stop gemaakt hebben bij een kleine zij-arm van het Hollands Kanaal. Dit kanaal is in de 17e eeuw aangelegd door de Hollanders ten behoeve van de bevloeiing van de rijstvelden en voor het vervoer van o.a. kaneel naar Colombo. In de loop der tijd verzandde het, maar met hulp en steun uit Nederland is het nu door uitdieping weer bruikbaar. Dan rijden we Negombo uit, richting Kurunegala, een stad die tijdelijk (48 jaar) hoofdstad  was en de plaats waar de koningen woonden. Van de oude stad is weinig overgebleven. Het plaatsje wordt omgeven door rotsen met namen als olifantsrots, schidpadrots en aalrots, al naar gelang de vorm. Maar zoals meestal met dit soort namen moet je hier weer een rijke fantasie voor hebben.
Na de lunch gaan we op weg naar Aukana, waar een reusachtig boeddhabeeld moet staan. De weg er naar toe is erg slecht. Dit ritje is op mijn verzoek opgenomen in de reis en zo af en toe denk ik “waarom wilde ik dit?” want het is twee uur hobbelen. Maar het blijkt de rit meer dan waard; het beeld is heel erg mooi: 13 meter hoog en één van de best bewaard gebleven oude beelden in Sri Lanka. Eerst dacht men dat het stamde uit de 5e eeuw, maar nu denkt men dat het uit de 8e eeuw is. Dus erg oud.

De vlam op zijn hoofd staat voor opperste verlichting.Aan het eind van de middag, als wij er zijn, staatde zon verkeerd voor echt mooie foto’s, maar het imposante beeld maakt alles goed. Er zijn alleen enkele toeristen en een paar monniken uit Thailand. Op de rots tegenover het beeld, bij de heilige bo-boom, begint plotseling een vrouw met krachtige stem te zingen. De anderen zingen heel devoot mee. Het is een indrukwekkend, bijna intiem moment.

Via een andere weg rijden we naar Sigiriya. Dan zien we een varaan op de weg, maar voor we het weten wordt het dier overreden door een vrachtwagen. Maar hij leeft nog want even later schiet hij weg, ongelooflijk na zo’n klap. Onderweg signaleren we aapjes, een mangoest, een vogel die veel op onze fazant lijkt en een pauw. Even stoppen we bij een stalletje om vers kokoswater te drinken en vervolgens het jonge vruchtvlees eruit te scheppen. Sap en vrucht smaken overigens helemaal niet naar de ons bekende kokos.

Om 18.00 uur komen we bij het hotel dat bestaat uit huisjes. Het ziet er allemaal prachtig en verzorgd uit. Het bed is versierd met zoet ruikende franchipanebloemen.

Dag 4 – zaterdag 26 februari 2011 SIGIRIYA
Om 07.30 uur vertrekken we om de nabij gelegen Leeuwenrots te beklimmen.

Het is nu nog niet zo druk en bovenal nog niet zo warm.
Eerst lopen we door de voormalige lusttuinen met grote waterpartijen. De koning woonde in de burcht bovenop de 200 meter hoge leeuwenrots, die uit het niets uit het omringende land lijkt op te rijzen. Het natuurlijke bastion was versterkt met ingenieuze verdedigingswerken, zoals twee brede grachten en stenen wallen die, zeker voor die tijd, ongekend groot waren. De buitenste gracht was zo aangelegd dat het hele gebied tussen beide grachten onder water gezet kon worden. Op de top van de rots is nog steeds een katapult te zien, bedoeld om aanvallers met stenen te bestoken. Om ervoor te zorgen dat de wachters alert zouden blijven, waren de wacht­posten op de hoge rots zo geplaatst dat een soldaat, die zijn aandacht liet verslappen, grote kans  liep in de diepte te storten. Fijn zo’n baantje!
Het is een stevige klim naar boven, deels over uitgehouwen trappen. Via een ijzeren wenteltrap kom je bij de galerij met de beroemde fresco’s van de ‘bloemenmeisjes’. Oorspronkelijk moeten het er meer geweest zijn, maar nu zijn er nog twaalf te zien. Wat de fresco’s precies uitbeelden is nog niet duidelijk. Aangezien ze bloemoffers brengen lijken ze deel te nemen aan een religieuze processie, zoals dat bij de boeddhisten nog steeds gebruikelijk is. De kleuren zijn nog heel goed. Aangezien ze met een soort waterverf op kalk zijn geschilderd konden fouten niet meer hersteld worden en dat is hier en daar ook duidelijk te zien.

We lopen langs de zgn. ‘spiegelwand’, een glimmende wand van van gepolijste kalksteen, waarin men kon zien wie er aan kwam. De eerste vorm van ons spionnetje? Dan komen we op een groot platform. Tussen twee enorme leeuwenpoten, gedeeltelijk uitgehakt in de rots, gaat een reeks nieuwe trappen tussen bakstenen muren omhoog naar de ruïnes bovenop de rots. Men vermoedt dat deze poten hebben toebehoord aan een reusachtige leeuwenfiguur.

                    

Het laatste stuk is hijgen! Wat wil je, na in totaal 1202 (!) treden klimmen bij een snel stijgende temperatuur. Maar de beloning is een mooi uitzicht op de omgeving. Helaas is het wat heiig, maar het blijft imponerend. Hier op de top zijn ook de overblijfselen van de burcht. Het moet een enorm paleis geweest zijn.

Het verhaal van de Leeuwenrots van Sigiriya
De schepper van Sigiriya was Kasyapa, die regeerde van 477 tot 495. Zijn droom was om op aarde een paleis op te trekken dat Kubera, de god van de rijkdom, waardig zou zijn. Om de troon te kunnen bestijgen zette Kasyapa zijn vader, koning Dhatusena, in 477 af. Volgens de overlevering was Kasyapa de zoon van koning Dhatusena en een van diens niet-adellijke bijvrouwen. Om te voor­komen dat zijn jongere halfbroer Mogallana, die wel van koninklijke bloede was, de koning zou opvolgen, eiste Kasyapa de troon voor zichzelf op, zette hij zijn vader gevangen en liet hem vervolgens levend in een muur inmetselen. Zijn halfbroer, de rechtmatige opvolger, verbande hij naar India .Zeven jaar nadat hij de macht had gegrepen nam Kasyapa zijn intrek in het paleis in Sigiriya, dat hij als vesting tegen de te verwachten aanval van Mogal­lana had gebouwd. In 495, 18 jaar nadat Kasyapa de macht had gegre­pen, begon de langverwachte aanval van Mogallana. Hoewel Kasyapa zich veilig had kunnen verschansen binnen de sterkste verdedigingswerken die ooit in het land waren opgetrokken besloot hij in zijn overmoed Moggallana en diens leger op de vlakte voor de rots uit te dagen. In het heetst van de strijd sloeg het noodlot toe: de olifant van Kasyapa schrok, draaide zich om en sloeg op hol, gevolgd door de in verwarring gebrachte soldaten. Toen Kasyapa besefte dat hij zich in een uitzichtloze situatie bevond trok hij zijn zwaard en doodde zichzelf, zodat hij niet in handen van zijn vijanden zou vallen. Mogallan werd vervolgens koning en verplaatste de residentie naar Anaradnapura. De 'Hemelburcht op de Leeuwenrots' raakte in de vergetelheid totdat pas in 1907 tijdens de Britse koloniale periode, archeologen deze voormalige hoofdstad opnieuw ontdekten.

Weer beneden is het inmiddels knap warm geworden. We rijden verder naar Polonnaruwa, dat van de 9e tot in de 14e eeuw de oude hoofdstad van Sri Lanka was, maar nu een ruïnestad. Het is ons te warm en te veel om alles te bezichtigen, maar een paar hoogtepunten willen we wel zien. Dat zijn achtereenvolgens
  • 1) de overblijfselen van het koninklijk paleis met zijn dikke muren. Het paleis moet ooit 7 verdiepingen geteld hebben;
  • 2) het koninklijke bad;
  • 3) de audiëntiezaal;
  • 4) de Vatadage, een cirkelvormig beeldenhuis van 18 m doorsnee met in het midden een kleine dagoba.
  •         Het staat op een rondplatform dat versierd is met reliëfs. Hier zie je ook de maansteen en de poortwachters;

  • 5) de Gal Pota (het stenen boek), een liggende steen van ruim 8 m lang. Bovenop de uitvoerigste inscriptie van Sri Lanka over de heldendaden van een vroegere koning. Aan dezijkant reliëfs van olifanten die de godin van de voorspoed met water begieten. Er naast staat een bakstenen gebouw van oorspronkelijk 7 maar nu nog 6 verdiepingen in Cambodjaanse stijl. Aan de buitenkant zijn nog restanten van godenbeelden te zien;
  • 6) de Gal Vihara, een rotstempel met vier enorme beelden uit het midden van de 12e eeuw Achtereenvolgens twee zittende boeddha’s, een 7 m hoog beeld met gekruiste armen waarvan niet duidelijk is of het boeddha is of zijn leerling Ananda, en tot slot daarnaast een 14 m lang beeld van de liggende boeddha na zijn intreden in het nirwana.

    Het is inmiddels al middag geworden en we beginnen trek te krijgen. We lunchen onderweg en zijn dan rond 16.00 uur terug bij het hotel, waar Jan zich even terugtrekt op de kamer en ik het zwembad in duik. Later zitten we voor ons huisje met prachtige vogelgeluiden om ons heen: hoe idyllisch!
    Het eten is weer goed en de toetjes zijn absoluut meer dan verrukkelijk. In de lounge bestellen we een Irish Coffee. Dat hebben we geweten: een complete show! Er wordt een tafel met gasbrander bij ons tafeltje gereden en dan komen ze, twee man sterk, het kunstje opvoeren. Eerst wordt de suiker in het glas gedaan en al draaiende boven de vlam verwarmd. Vervolgens wordt de whisky toegevoegd en eveneens verwarmd. Dan de vlam in het glas zodat de whisky gaat branden en tot slot gaan de koffie en  slagroom erbij. Het kostte wel een gebarsten glas, maar dan heb je ook wat!
    Weer terug in de kamer zien we dat er tijdens het eten bloemen op het bed zijn gelegd en op een plateautje is van bloemen en geknipte plantenblaadjes de woorden ‘good luck’ gemaakt.

    Hoe lief kan je het hebben? Met wat fröbelwerk hebben wij er toen voor het kamerpersoneel ‘thanks’ van gemaakt.

    Dag 5 – zondag 27 februari 2011 SIGIRIYA > KANDY
    Ons eerste doel vandaag is Dambulla, waar in 103 voor Chr., de koning vanuit de grotten zijn hoofdstad op de Tamils heroverde (zo lang bestaat die strijd kennelijk al, dus misschien wat erg optimistisch om te veronderstellen dat de huidige relatieve rust het definitieve einde van het conflict is). Uit dankbaarheid liet hij de grotten ombouwen tot tempels, die later door andere koningen werden verfraaid. Het eerste wat in het oog valt is de enorme gouden boeddha.

    Dan is het weer naar boven klimmen, weliswaar geen 1202 treden maar het is nog altijd een respektabel aantal. Voordat we aan de klim beginnen kopen we eerst elk een bosje waterlelies om te offeren. Boven gekomen zien we een overhangende rots waarin zes rotstempels gemaakt zijn.

    In de tempels zijn mooie wand- en plafondschilderingen en natuurlijk heel veel boeddha’s. Ook is er een beeld van de laatste koning van Kandy te zien.

                         

    De tempel is al meerdere malen gerestaureerd en staat nu op de werelderfgoedlijst van Unesco. Bij de ingang van de rotstempels zit een man, die onder het zingen van gebeden voorspoed enz. over je afroept en een wit touwtje om je pols knoopt. We bezoeken nog even het museum waar heel aanschouwelijk de samenstelling van de grote jaarlijkse processie in Kandy wordt uitgebeeld.
    Na de tempels bezoeken we in Matale een specerijen- en kruidentuin waar we uitleg krijgen over de verschillende gewassen en waarvoor ze gebruikt worden. De man die ons uitleg geeft is specialist op dit gebied, maar praat snel en met een behoorlijk accent, dus is hij slecht te volgen. Hij demonstreert op Jans been een ontharingscrème (uiteraard gemaakt van produkten uit zijn tuin) en het werkt.

              

    Verder krijgen we beiden een rug-/schouder massage en hoofdmassage. Natuurlijk kunnen we deze ongetwijfeld goede produkten ook kopen, maar er hangen prijskaartjes aan die in de Bijenkorf niet zouden misstaan.
    We lunchen in het restaurant van de spice-garden en rijden dan door naar Kandy. Deze stad, 500 m boven de zeespiegel, is schitterend gelegen aan het stuwmeer, dat het stadsbeeld beheerst. Deze hogere ligging en de omringende bergen zorgen voor een aangenaam klimaat. Kandy is tevens het culturele centrum van Sri Lanka en hoofdzetel van de boeddhistische monniken. Het was de laatste hoofdstad van het Singalese koninkrijk Kandy, voordat het hele eiland in 1815 onder Britse overheersing viel. Tot het einde van de achttiende eeuw stond de kust van Ceylon (de oude naam voor Sri Lanka) onder bestuur van de Vereenigde Oostindische Compagnie. Dit bedrijf had een haat-liefde verhouding met het inlandse koninkrijk. De VOC was voor het uitoefenen van haar monopolie namelijk afhankelijk van de koning van Kandy, die aan de VOC de kaneel leverde. Ons hotel ligt op een heuvel, waardoor je een mooi uitzicht hebt op de stad.
    Aan het eind van de middag gaan we naar een voorstelling van de beroemde Kandy-dansers. We zijn er al vroeg, en dat is maar goed ook want de zaal stroomt al snel vol. De Kandyaanse dansen zijn van oorsprong een expressievorm met een religieuze betekenis. Kleurig geklede trommelaars en fluitspelers begeleiden de dansers en danseressen bij o.a. een masker- en pauwendans. Ook acrobatiek en jongleren komen er aan te pas. De voorstelling wordt besloten met vuurvreters en het lopen over gloeiende kolen.

    Na afloop lopen we door naar de Dalada Maligawa, de Tempel van de Tand, een beroemd bedevaartsoord dat hier vlakbij is. In 1998 raakte de tempel zwaar beschadigd door een bomaanslag van de Tamil Tijgers, dus eerst twee maal een security-check voordat we naar binnen mogen.

    Het is erg druk. Hier wordt het voornaamste boeddhistische relikwie bewaard: de linkerbovenhoektand van boeddha (2,5 cm groot). Deze tand is na boeddha's verbranding uit de as gehaald en werd in 313 uit India naar Sri Lanka gebracht verborgen in de haardos van een prinses. In 1283 verhuisde de tand terug naar India, maar hij kwam enige tijd later toch weer naar Sri Lanka. Er gaan verhalen dat de tand later door Portugezen in Goa (India) zou zijn verpulverd, maar de boeddhisten beweren dat dit slechts een namaaktand was (zou ik ook zeggen als ik boeddhist was). Al veel eeuwen wordt de tand op Sri Lanka vereerd. Hij verhuisde steeds mee wanneer de hoofdstad van het Singalese rijk verplaatst werd. Zo kwam hij uiteindelijk in Kandy terecht. De Dalada Maligawa is in 1603 gebouwd en het eigenlijke heiligdom, de Inner Temple, is rond 1720 gebouwd.
    Dagelijks wordt tijdens de poya-uren op de benedenverdieping door enkele trommelaars en een fluitist, allen met naakt bovenlijf, een muzikale oproep tot de gelovigen gedaan. Dit gaat gepaard met veel tromgeroffel. Zodra de trommelaars beginnen worden op de tweede verdieping de deuren naar het heiligdom van de tand geopend. Je kunt dan in de rij aansluiten om langs het heiligdom te lopen.

    Als bezoeker krijg je de tand zelf niet te zien, want deze is veilig opgeborgen achter kogelvrij glas in zeven gouden in elkaar passende kistjes. Alleen het buitenste kistje wordt tijdens de poya-uren aan pelgrims en toeristen getoond. Ik vind het eigenlijk een genante vertoning: tussen de biddende mensen wurmen zich drommen bezoekers. De tempel is een groot gebouw met veel aparte ruimtes. Anders dan in bijv. Laos en Cambodja worden er in Sri Lanka nauwelijks wierookstokjes gebrand. Wel worden er veelvuldig bloemen geofferd en veel mensen zijn in het wit gekleed.

    Dag 6 – maandag 28 februari 2011 KANDY
    Vanmorgen gaan we eerst naar een hindoe-tempel.

    Opvallend is dat hier wel wierookstokjes worden gebrand. Het zijn overwegend mannen die hier komen bidden. Een vrouw vult kleine kommetjes met een wasachtige brandbare stof om later bij de altaartjes te branden.


    Dan gaan we naar de botanische tuin. In de 14e eeuw werden hier tuinen als lusthof voor de koning aangelegd en in de 19e eeuw maakten de Britten er een botanische tuin van. Natuurlijk veel bijzondere bomen en planten.

                                  

    Midden op een grasveld staat een gigantische Javaanse vijgenboom met een kroon van maar liefst 1600 m², die op veel plaatsen gestut moet worden. Er wordt beweerd dat dit de grootste ter wereld is. Maar ja, dat zeggen ze overal waar iets bijzonder groots te zien is.

     

    Aan de rand van de tuinen langs de rivier leven in de bomen duizenden vliegende honden (een soort grote vleermuizen). Ze maken veel lawaai en je ziet er geregeldeen paar vliegen. Tegen de avond moeten er enorme zwermen van deze dieren te zien zijn.

                                  

    Aan het eind van ons tuinbezoek begint het te miezeren. Later blijkt dat het in de omgeving van ons hotel veel en hard geregend heeft. Wat een geluksvogels; we zullen het wel verdiend hebben! In het centrum van de stad kopen we een zijden overhemd voor Jan en een shawl voor mij en dan rijden we naar een restaurant dat hoog tegen de heuvels ligt en uitzicht heeft op de stad en het meer. Het verkeer in de stad is heel erg druk en ook hier lijkt het recht van de sterkste/brutaalste te gelden. Het aantal tuk-tuks is gigantisch en deze driewielige karretjes schieten van links naar rechts, waar maar een klein gaatje is. Op de terrasdeuren van onze hotelkamer zit een sticker met de tekst “Beware of monkey’s; keep all doors closed” en dat is niet overdreven. Op een bepaald moment spelen er zo’n 12 aapjes voor onze neus!


    Tegen de avond maken we nog een wandelingetje naar het centrum. Op welk tijdstip je ook komt, het is altijd razend druk. Ergens zie ik nog een oud klokkentorentje, een erfenis van de Engelsen. In de bomen rond het meer huizen enorme kraaienkolonies. Het lawaai dat ze maken is oorverdovend en het ruikt er ook niet erg fris.

    Dag 7 – dinsdag 1 maart 2011 KANDY > NUWARA ELIYA
    Het schijnt vannacht weer geregend te hebben en ook vandaag is het erg wisselvallig. We willen even op de markt kijken, maar de dichtstbij zijnde markt handelt alleen in stoffen en kleding en daar zijn we niet zo in geïnteresseerd. Voordat we de stad uit zijn rijden we nog even over het terrein van Kandy University. Het is een parkachtig landschap met grasvelden, boompartijen en sportvelden en daar tussen liggen de verschillende universiteitsgebouwen. Voor elk geloof is er een gebedshuis. Dan rijden we de stad uit richting Nuwara Eliya (spreek uit: Noewrélia). Dit stadje ligt op 1889 m hoogte en was bij de Britten erg populair vanwege demooie omgeving en het koele klimaat. Onderweg lunchen we in een restaurant dat bij de Ramboda waterval ligt.

    De bergachtige omgeving is inderdaad erg mooi. Langzamerhand worden de hellingen bedekt met theestruikjes. Achter elke bocht van de weg, en dat zijn er nogal wat, zie je weer theestruiken zo ver je kunt kijken.

                 

    We bezoeken de theefabriek Blue Field en krijgen daar uitleg over het proces van pluk tot kopje thee.

                 

    Inmiddels is het echt gaan regenen. Halverwege de middag arriveren we in Nuwara Eliya, bij het Grand Hotel. Dit is echt grandeur! Het is een lichtgeel gebouw met rode daken, een mooie tuin ervoor, grote zalen met ouderwetse stoelen voor de open haarden, grote kroonluchters en houten lambrizeringen. En natuurlijk een heel legertje ‘knipmespersoneel’. Kortom: erg koloniaal en wat ons betreft wat te veel van het goede. Oorspronkelijk fungeerde dit gebouw als residentie voor de Britse goeverneur. Dat is natuurlijk wel weer leuk om te weten.

    We lopen nog even het stadje in op zoek naar wat snacks voor de flauwe momenten op de kamer. We zien bij een winkeltje samosa’s liggen die er wel betrouwbaar uitzien. Een man in wiens gebit een aantal tanden mist, doet de samosa’s breed lachend in een zakje dat van krantenpapier is gevouwen. De lucht begint weer heel dreigend te worden, dus snel terug naar het hotel.
    In de vooravond neemt Cuthie ons mee naar een pub: stampvol Sri Lankaanse mannen. De enkele vrouwen die er zitten zijn toeristen. We zitten aan een tafeltje met een man die zich voorstelt als “Gabriel, I am Christian”. Bij ons zullen maar weinig mensen dit met zoveel trots zeggen. Er is een groot scherm want op dit moment worden in Srik Lanka de World Cricket Games gehouden en komt Sri Lanka uit tegen Kenia. Cricket is hier wat voetbal is bij ons. Opvallend: je hoort geen enkel gejuich of geluiden van afkeuring, terwijl er toch heus gekeken wordt. Het sfeertje is wel gezellig.

    Dag 8 – woensdag 2 maart 2011 NUWARA ELIYA
    Gewapend met een royaal ontbijtpakket vertrekken we om 06.00 uur met een oude rammelende jeep over een erbarmelijke weg al draaiend naar boven, naar de Horton Plains. Deze geïsoleerde hoogvlakte ligt op ruim 2000 m hoogte. Vroeger leefden hier olifanten, luipaarden en langharige apen, maar die tijd is voorbij. Nu is er alleen nog een natuurgebied. Dicht bij de ingang van het Nationaal Park zien we een groot hert met een flink gewei.

    We beginnen tegen 08.00 uur te lopen. Het pad is deels goed begaanbaar en deels bezaaid met grote en kleine keien, dus oppassen dat je je enkels niet verzwikt. Het hoogteverschil is goed te doen.

                 

    Eerst lopen we naar Mini World’s End, waar een afgrond 600 m naar beneden gaat. We kunnen ver kijken, maar de wolken komen al opzetten. Dan lopen we verder naar Greater Worlds End; hier gaat het zo’n 1700 m recht naar beneden. En denk maar niet dat er een hekje of waarschuwing staat!

    De zon schijnt en het is redelijk helder. Dat is echt boffen, want hier hangt heel vaak bewolking en dan kun je het uitzicht wel vergeten. In een grote boog gaat het dan verder naar Baker’s Falls. Het laatste stuk naar de waterval is weer ouderwets klauteren en klimmen. Nu waren we van Madagaskar wel wat gewend, maar de stenen zijn soms zo groot dat een paar stevige boomstammetjes of een paar helpende handen voor mij zeer welkom zijn. Maar dan volgt de beloning.

    Later blijkt er een ordentelijke trap naar een uitzichtpunt te gaan ( …!!) Maar als je er niet voor geploeterd hebt is het vast niet zo mooi, maken we onszelf wijs.

    Na 3½ uur zijn we weer op het punt waar we de wandeling begonnen. En na een kleine 1½ uur draaien en schudden lopen we rond 13.30 uur als een paar geklutste eitjes het hotel weer in. Aan het eind van de middag gaan we naar de overdekte markt.

                 

    Opvallend is dat er geen kramen met vlees of kip zijn; wel vis, gedroogd of vers. En grote schalen met curd, een soort yoghurt van buffelmelk. In Sri Lanka wordt vrijwel geen vlees gegeten: het vlees is vooral voor de buitenlanders. Er is een apart marktje waar kleine partijen merkkleding worden verkocht, bijv. The North Face, Helly Hansen, enz. enz. , waarschijnlijk modellen van het vorig jaar. Deze kleding wordt hier gefabriceerd en gaat dan naar Europa om voor veel geld verkocht te worden. Jan tikt hier een zomerjack op de kop voor een heel schappelijk prijsje. In Nuwara Eliya staan nog erg veel koloniale gebouwen, waarvan sommige schitterend onderhouden zijn, en er hangt hier en daar nog een echt Engels sfeertje. Zo heb je de golfbaan en de paardenrenbaan, het Victoriaanse postkantoor, het typisch Engele Neo-Tudor Hill Club, President’s House en niet te vergeten ons hotel. Tegen de avond gaan Cuthie en Jan nog een biertje drinken; ik blijf op de kamer mijn dagboekje bijwerken en wat lezen.
    Rond 19.30 uur worden we, net als giseravond, min of meer onaangenaam verrast door een kamerjongen die de kamer slaapklaar wil maken. Dat wil zeggen handdoeken worden weer netjes opgehangen, gordijnen dicht geschoven, kussens opgeschud, bed weer netjes opgemaakt (waarin we net zo lekker lagen te lezen), en tot slot worden er een paar bloemetjes op het bed en kussen gelegd met een kaartje waarop in alle talen “welterusten” staat. Het is allemaal reuze vriendelijk bedoeld, maar we voelen ons wel een beetje overvallen.

    Dag 9 – donderdag 3 maart 2011 NUWARA ELIYA > TISSAMAHARAMA
    Vandaag op weg naar Tissamaharama in het zuiden van het land. Even buiten Nuwara Eliya komen we langs het hindoe-tempeltje van Sita Eliya.

    Hier zou koningin Sita uit het Ramayanaverhaal een tijdje gevangen gezeten hebben tot ze door het apenleger werd bevrijd. Aan de buitenkant staat dan ook een altaartje met een aap. Grappig is dat uit de langzaam voorbij rijdende bus een man springt, snel een paar bloemen bij het altaartje legt en vervolgens weer op de rijdende bus springt; een zgn. ‘turbo-offer’.  Er wordt over een zeer grote afstand aan de weg gewerkt en we doen dan ook een klein twee uur over een afstand van 25 km. Ten noorden van Nuwara Eliya zag je onafzienbare theeplantages en ten zuiden van het plaatsje is het louter tuinbouw, zoals uien, wortelen, bloemen, enz. We rijden door het stadje Welimada waar het je reinste puinhoop is. Het is een belangrijk centrum voor groente- en runderteelt en daarom is er erg druk met busjes, tuk-tuks en vrachtwagens. Bovendien zijn door de vele regens van de afgelopen tijd de wegen erg modderig en is er geen doorkomen aan. Je wordt niet echt vrolijk van die vreselijk vieze modderbrei. In het stadje Badulla rijden we langs een tempelcomplex dat volgens de overlevering uit de 3e eeuw v.Chr. zou stammen. We houden koffiepauze bij het Grand Ella Motel dat  even buiten het plaatsje Ella ligt. Vanaf het terras heb je een prachtig uitzicht op Ella Gap (kloof) en Ella Rock. Helaas is het zwaar bewolkt en heiig, dus geen mooie landschapsfoto’s. Een paar kilometer voorbij de kloof zien we de mooie Ravana Ella Falls.


    Op mijn verzoek (ik had het ergens gevonden in een boekje) gaan we op zoek naar de boeddhabeelden bij Buduruwagala. Hier staat een beeldengroep uit de 9e of 10e eeuw.

    Onze chauffeur/gids is er nog nooit geweest en na wat zoeken en een aantal keren vragen  moet je om ze te zien een smalle weg af rijden. Je komt dan langs een mooi meertje met veel vogels in een mooi, stil en bosrijk gebied. Ook de beeldengroep staat in het groen en het is er volmaakt stil.

    De zeven figuren zijn uit een grote rots gehouwen die de vorm van een olifant heeft en (wat een verrassing!) de naam olifantsrots draagt. Op sommige plekken zijn de kleuren van de beelden nog zichtbaar. Het grote, ± 15 m hoge beeld (hoogste beeld van Sri Lanka) stelt de boeddha van de toekomst voor.

    Links van de gerestaureerde voeten van het grote beeld zit een gat in de rotswand in de vorm van een vlam. Uit dit gat sijpelt een olieachtige vloeistof (overigens niet gezien). Bij volle maan verzamelen de zieke dorpelingen uit de omgeving zich op deze plek. Zij betasten enkele minuten lang de rotswand en de olieachtige vloeistof om vervolgens ‘genezen’ huiswaarts te keren. Het is echt schitterend mooi en vooral de stilte op deze plek maakt het indrukwekkend. We zijn dan ook heel blij dat we deze beeldengroep gezien hebben.
    Een kwartier nadat we daar weer vertrokken zijn gaat het regenen. We hebben het weer getroffen dat het bij de beelden droog was! Het is al halverwege de middag als we gaan lunchen in een restaurant dicht bij ons hotel in Tissamaharama. Het giet nog steeds en de toegang naar het restaurant lijkt een riviertje: het is springen om met redelijk droge voeten binnen te komen. Na een korte onderbreking blijft het de rest van de middag en avond regenen.

    Dag 10 – vrijdag 4 maart 2011 TISSAMAHARAMA
    Vroeg op: 05.00 uur. We worden om 05.30 uur opgehaald door een jeep om naar Yala Nationaal Park te gaan. Ook vannacht heeft het nog geregend, maar wederom zijn de weergoden ons goed gezind. Nadeel van die regen is dat de olifanten zich niet laten zien: er is water genoeg en ze hoeven dus niet naar de waterpoelen die wat dichter bij de routes liggen. Maar we zien wel veel (water)vogels, zoals witte reigers, ooievaars, pelikanen, ibissen, steltlopers, prachtig gekleurde bijeneters en heel veel pauwen.

               

    Verder wilde waterbuffels, wilde zwijnen, krokodillen, herten, varanen, apen en zelfs een luipaard wordt gesignaleerd. Nauwelijks te zien, maar toch..!

                     

                     

    ’s Middags rustig aan. Ik ga het zwembad maar eens testen. Het water is heerlijk en ik heb het bad helemaal voor mij alleen.
    Tegen de avond gaan we naar Kataragama, ruim 20 km verderop. De tempel in dit dorp is een belangrijk bedevaartsoord, zowel voor de boeddhisten, als voor de hindoes en de moslims. En dat is goed te merken. Op het uitgestrekte tempelcomplex komen honderden gelovigen hun offers brengen. Eerst loop je over een toegangsweg met stalletjes waar ze offergaven verkopen, voornamelijk fruit en kokosnoten, maar ook fel gekleurde slingers en kleine witte bloemetjes. Dan ga je verder over een brug over de heilige rivier Menik Ganga waarlangs brede trappen zijn. Sommigen waden of baden in de rivier. Het ziet er een beetje uit als op de plaatjes die ik wel eens gezien heb van de Ganges rivier in Varanasi in India. Bij het eigenlijke tempelterrein moeten natuurlijk weer de schoenen uit. De poort en omringende muren zijn versierd met olifanten en pauwen.

                     

    Overal zie je in het wit geklede mensen bidden.

                                   

    In het heiligdom waar de meeste schalen met fruit naar toe gaan staan ze in een lange rij om hun offer af te geven. Dit offer verdwijnt achter een gordijn en het fruit wordt later onder de armen verdeeld.

    Wij worden naar binnen gehaald en naar voren geschoven, zodat we het kunnen zien. In het tempeltje er naast is een hindoepriester bezig met een ceremonie. Een hulppriester, zo noem ik hem maar, deelt zoete rijst uit. Ook wij krijgen een handje rijst.

    Het is heel indrukwekkend om te zien hoe deze mensen met hun geloof bezig zijn. Maar vooral hoe gastvrij wij als vreemdelingen erbij betrokken worden.

    Dag 11 – zaterdag 5 maart 2011 TISSAMAHARAMA > GALLE
    Het is toch wel  heel speciaal om begin maart ’s morgens om 07.00 uur te ontbijten onder een palmboom bij een heerlijk temperatuurtje. Vandaag zullen we langs de zuidkust naar Galle rijden. Het is een behoorlijk drukke weg en in mijn ogen worden er door veel weggebruikers veelvuldig onverantwoordelijke inhaalacties gepleegd. Onderweg bezoeken we de rotstempel van het klooster van Mulgirigala, één van de oudste kloosters van het eiland (gedeeltelijk 2300 jaar oud). Toeristen komen hier nauwelijks; daar houden wij wel van.

    Het tempelcomplex bestaat uit grotten die uit een rots zijn gehakt. De heuvel is 200 m hoog. Aangezien Cuthie ons overal zo ongeveer naar binnen rijdt hebben we nog weinig hoeven lopen. Maar het bezoeken van dit soort plaatsen vergt toch weer wat van onze conditie. Want om bij de bovenste stupa te komen moeten we wel 533 treden klimmen en dat bij een temperatuur van 32°. De rotstempels doen ons aan de tempels in Dambulla denken, die we een kleine week geleden zagen. Eerder hadden we al gehoord dat je aan de stand van de voeten kan zien of je met een slapende of reeds in het nirwana gearriveerde boeddha van doen hebt.

    Vandaag leren we dat er nog meer kenmerken zijn van een overleden boeddha: 1) de ogen zijn (vrijwel) gesloten; bij de slapende boeddha zijn ze (half) open. 2) de manier waarop de rechterhand geopend is en niet helemaal onder zijn hoofd ligt. 3) de ligging van de plooien van zijn kleed. 4) de enigszins ingevallen buik (heeft voor zijn dood niet meer gegeten). En tot slot: 5) de iets van elkaar verschoven voeten die op ontspanning duiden. Na een kleine donatie wordt er weer een gezegend touwtje om onze pols geknoopt vergezeld door een gezongen tekst en vervolgens de gesproken goede wensen: gezondheid, voorspoed, enz. enz. We mochten al niet klagen, maar kwaad kan het niet.

    De schilderijen op de rotswanden zijn nog erg mooi van kleur.

    Op een van de galerijmuren is een 17e eeuwse schildering waar een Portugees (lange broek, lange mouwen) en twee Hollanders (korte mouwen, blote voeten) te zien zijn.

    Een van de tempeltjes is belegd met Hollandse plavuizen. Tijdens onze klim naar boven zien we een heldergroen slangetje, een kameleon en een hagedisje. Heel bijzonder vinden we de ‘kanonskogelboom’ die zo genoemd wordt vanwege de bloemen. De bloemknoppen zijn kogelvormig en zo groot als een tennisbal. De bloemen zijn schitterend: ongeveer 10 tot 12 cm groot met een crèmekleurig hart en oudroze bloembladen. De meeldraden liggen onder een dakje en het hart heeft de vorm (zeggen ze hier) van het dak van een pagode. Een heel aparte en mooie bloem.

                     

    Dan rijden we verder naar Galle, dat in 1640 door de Hollanders op de Portugezen werd veroverd. In 1663 werd door de Nederlanders een 36 ha groot fort gebouwd. Er zijn nog oude VOC-pakhuizen en kantoren, zware bastions en Punt Utrecht waarop sinds 1940 de vuurtoren van Galle staat.

    Door de Old Gate aan de oude haven kom je het fort binnen. Aan de binnenkant van de poort het wapen van de VOC 1669.

    Vóór de Engelsen had je hier de Zeeburgsraat (nu Lighthouse str.), de Modderstraat, enz. De Leynbaan street bestaat echter nog steeds.

    Tegen de muren van het bastion een stenen plaat met ‘Akersloot 1759’.

    Midden in de vesting staat de Dutch Reformed Church (1754) die een geschenk aan de stad Galle zou zijn geweest van de commandeur en zijn vrouw, als dank bij de geboorte van hun dochter. In de vloer van de kerk zie je de grafstenen met Hollandse namen.

    Het kaneelpakhuis van de VOC is nu het scheepvaartmuseum. We lopen over het bastion en door de straatjes die Hollands dorps aandoen, en bekijken de kerk. Tot slot gaan we naar het hoogste punt van Galle, de stadswal, waar de oude Hollandse klokkentoren uit 1701 staat.
    ’s Avonds, bij terugkomst van het restaurant waar we gegeten hebben, blijkt dat het bed weer is opgemaakt en met bloemen versierd. Erg attent allemaal, maar je voelt je bijna verplicht de kamer keurig opgeruimd achter te laten.

    Dag 12 – zondag 6 maart 2011 GALLE > BENTOTA
    Op weg naar Bentota rijden we over de kustweg pal aan zee. In dit deel van Sri Lanka heeft de tsunami, nu ruim 6 jaar geleden, veel slachtoffers geëist. We passeren een monument voor de slachtoffers van deze ramp.

    Onderweg zien we nog steeds veel restanten van verwoeste huizen en ook veel graven langs de weg. Bij het plaatsje Balapitiya maken we een boottocht over de Madu Ganga, een rivier waarin talloze grote en kleine eilandjes liggen.

    Bij de mangroves zien we, na goed kijken, een varaan lliggen. Ook zien we op een bepaald stuk veel fraai blauw gekleurde kwallen in het water zweven. De rivier staat namelijk in open verbinding met de zee, die hier heel dichtbij is. Bij een eilandje leggen we aan en men laat ons wat bomen zien die hier groeien, bijv. de kapokboom, de ‘lemontree’, de kaneelboom, enz. Een oudere man demontreert hoe de ons bekende kaneelstokjes gemaakt worden: een tak van de kaneelboom wordt ontdaan van zijscheuten en blaadjes. Vervolgens wordt de buitenste bast eraf geschrapt en dan gaat hij met een koperen staaf over de schone tak. Hierdoor laat de bovenste laag makkelijk los. Met een scherp mesje schilt hij nu stukken af en legt deze dakpansgewijs over elkaar. Dan  is de kaneel klaar om te drogen; dit duurt een paar dagen.

    Nu weten we weer wat meer van deze specerij. Terloops laat hij ook nog even zien hoe van palmbladen dakbedekking gevlochten wordt en hoe van de kokosnootvezels sisaltouw gemaakt wordt. We kopen wat kaneelstokjes (3 tot 4 maal zo lang als die wij in de super kopen) en stappen weer in ons bootje. De volgende stop is bij een eilandje waarop alleen een boeddhatempel met een klein klooster staan.

    De kloostergemeenschap bestaat uit een oudere monnik en een handjevol jongens. Als wij er komen zijn de oudere jongens naar een kloosterschool elders en zijn alleen de monnik en twee jochies van 11 à 12 jaar aanwezig.

                                      

    Eén laat ons het klooster zien: de bibliotheek, slaapkamer, eetzaal en keuken; alles uiterst eenvoudig.

    Onze kleine gids is een beetje verlegen. Hij is 11 jaar oud en al 4 jaar in dit klooster. Wij kunnen ons niet voorstellen dat zo’n kind al vanaf zijn 7e jaar daar op dat eiland zit met alleen een paar jongens en een oude monnik. Niets te beleven, geen speelgoed, geen gezinssituatie. Eigenlijk is er erg weinig van wat wij zo belangrijk vinden voor de ontwikkeling van een kind. Aan het eind van de rondgang krijgen we door de oudere monnik weer het bekende witte touwtje omgeknoopt met de wens voor een lang en gelukkig leven.

    Maar we vinden dat onze monnik zich er wel wat erg makkelijk en zonder veel enthousiasme van af maakt. Weer terug in de boot zien we een varaan vlak naast de boot zwemmen, een mooi gezicht zoals hij zwemt.

    In het plaatsje Kosgoda bezoeken we het Sea Turtles Research Centre. Kosgoda staat bekend om de vele schildpadden die hier aan land komen om hun eieren te leggen. Helaas worden deze door de plaatselijke bevolking uit de nesten gehaald om te eten, want het schijnt een lekkernij te zijn. Of ze worden doorverkocht aan mensen die de schildpadden opkweken er er later tassen enz. van maken en deze voor veel geld verkopen. Bij dit centrum kopen ze de eieren terug of graven ze op om ze vervolgens zelf veilig onder het zand te stoppen. De eieren hebben de kleur, grootte en vorm van tafeltennisballen en voelen zacht aan. Schildpadden leggen drie keer per jaar eieren, een paar honderd per leg, die op een meter diepte worden begraven. In het centrum worden de eieren uitgebroed in speciale zandbakken. Nadat ze uitgekomen zijn worden de jonge schildpadjes nog drie dagen in grote bakken met zeewater gehouden.

                     

    Daarna hebben ze een goede kans om te overleven en worden ze weer in zee uitgezet. Dit gebeurt ’s nachts, omdat anders het gevaar bestaat dat ze door roofvogels worden opgegeten. Op deze manier worden er jaarlijks vijf- à zesduizend schildpadjes teruggezet. Tevens is het centrum een opvang voor niet goed ontwikkelde dieren, zoals de zeldzame albinoschildpad. Of worden schildpadden die door bijv. de schroef van een motorboot gewond zijn geraakt weer opgelapt tot ze weer zelfstandig terug kunnen.

                     

    Na de lunch in een restaurant met mooi uitzicht op de Bentota Ganga (Bentota rivier) gaan we naar ons laatste hotel op Sri Lanka. Het Bentota Beach Hotel was het eerste grote strandhotel op Sri Lanka en werd gebouwd aan het begin van de 70-er jaren. De ingang van het hotel wordt gevormd door de vestingpoort van een oud Portugees fort en een van de terrassen ligt op een oude vestingmuur.

                     

    Het hotel mag dan wel dertig jaar oud zijn, het ziet er uitstekend verzorgd uit. Het is na de tsunami gerenoveerd. Alle ruimtes zijn zeer royaal en het ziet er allemaal schitterend uit, modern en smaakvol ingericht. Het is een super-de-luxe hotel; wel lekker voor de laatste paar dagen.
    Wederom komt er ’s avonds een mannetje om onze kussens op te schudden, te controleren of er genoeg drinkwater is, beddengoed neer te leggen klaar om in te stappen en … niet te vergeten, weer een paar bloemen op het bed te leggen. We beginnen er aan te wennen!

    Dag 13 – maandag 7 maart 2011 BENTOTA
    Zoals eerder vermeld ligt Bentota aan de Bentota rivier. De oevers van de rivier zijn verbonden door bruggen. Ten noorden van de brug heet het Alutgama, ten zuiden van de brug Bentota. We gaan eens een kijkje nemen op de markt van Alutgama, altijd leuk. We mogen ruiken aan flessen kokosolie, zien een kraam met de meest vreselijke zoetigheid (als je er naar kijkt vallen de vullingen al bijna uit je mond), bij een specerijenkraam steken we onze neus in alle kleurtjes poeder en zien toch weer groentensoorten die we nog niet eerder gezien hebben. En weer geen vlees of kip te vinden, alleen groenten fruit en een enkel kraampje met huishoudelijke artikelen, o.a. zeefjes van ijzerdraad en panty.

                     

                                                        

    In een winkeltje kopen we aan paar zijden shawls (in Kandy waren ze drie keer zo duur!). En dan rijden we 16 km landinwaarts om een bezoek te brengen aan ‘Brief Garden’. Dit schitterende park was de plaats waar de kunstenaar Bevis Bawa zich terugtrok.

    Eerst wandelen we door de prachtige parktuin met de vele bloeiende bomen en planten en de sculpturen die er tussen staan. We hebben zeker nog niet de helft gezien, zo groot is het terrein

    .    

    Omdat Cuthie de eigenaar nog van vroeger kent worden we uitgenodigd thee met hem te drinken. De man is een voormalige bediende van Bevis Bawa Hij heeft dit alles geërfd van zijn ongehuwde werkgever. Hij vertelt ons het een en ander over de familie. Ooit was hij bediende, nu is hij zelf een zeer welgesteld man met eigen personeel.

    Het is een erg vriendelijke en vooral wijze man. We mogen ook het huis bezichtigen, waarin je allerhande oude en nieuwe kunstvoorwerpen vindt. Heel bijzonder allemaal.

                     

    De middag brengen we door in en aan het zwembad.

    Aan het eind van de middag wordt het donker en volgt er een daverende onweersbui.

    Dag 14 – dinsdag 8 maart 2011 BENTOTA > COLOMBO / LUCHTHAVEN
    De laatste dag van onze vakantie. Met Cuthie hebben we afgesproken dat we vandaag ons eigen plan trekken. Na het ontbijt gaan we lopen. We nemen een paar honderd meter verderop een zijstraat van de hoofdweg; geen idee waar die naar toe leidt.

                     

    Na een eind lopen vertelt een vriendelijke man ons dat we allen via dezelfde weg terug kunnen, maar dat er een paar kilometer verderop een mooie oude tempel staat. Dus wij naar de tempel. Het is erg warm en iedereen groet vriendelijk. Hier loopt zelden een toerist. We komen eerst langs een andere tempel, maar die heeft niet veel om het lijf. Uiteindelijk komen we bij de Galapata Vihara, die uit de 12e eeuw stamt.

    Men zegt dat de tempel via een doolhof van onderaardse tunnels met andere tempels in de omgeving is verbonden. Natuurlijk kopen we eerst weer offerbloemen.

    In elke tempel die we gezien hebben ligt er een slapende of in het nirwana aangekomen boeddha, maar toch is deze tempel weer anders. Ook hier zijn de muur- en plafondschilderingen erg goed bewaard gebleven.

                     

    Er is ook een schildering in de stijl van de bloemenmeisjes in de Leeuwenrots bij Sigiriya. Alleen deze hebben (bijna allemaal) de borsten bedekt. Onze verklaring hiervoor: waarschijnlijk mocht de koning van Sigiriya graag blote vrouwenborsten zien.

    Als we de tempel bekeken hebben komt er juist een klasje met kleuters in paarse uniformpjes en hun leidsters, gekleed in prachtige sari’s, naar de tempel. Heel aandoenlijk als ze allemaal op de knietjes gaan en een gebed zeggen. Maar helaas voor de boeddha zijn die twee vreemdelingen veel interessanter. Stiekem wordt er opzij gekeken en één ligt er zelfs met zijn achterste richting boeddha (wat zo ongeveer een doodzonde is) om ons beter te kunnen zien.

                     

    Drie uur later zijn we terug bij het hotel. Een deel van de middag brengen we door op een ligbed in de enorme tuin. Er waait een lekker zeewindje (de tuin grenst aan het strand). Eekhoorntjes zitten in de bomen en laten zich flink horen. En één is zelfs zo brutaal om op het ligbed te komen waar ik op zit en aan het badlaken te knabbelen! Dan is het tijd om nog een keer te douchen en de bagage in te pakken.
    Om 17.30 uur vertrekken we naar Colombo. Het verkeer is om gek van te worden en af en toe doe ik mijn ogen maar dicht, ik sta doodsangsten uit. Cuthie moet er om lachten. Na ruim twee uur komen we in de hoofdstad en hoewel het al lang donker is wordt er nog een kleine city-tour gedaan, waarbij we o.a. de boeddhistische Gangarama tempel zien en de rood-wit gestreepte Jami-el-Alfar moskee.

                     

    Cuthie is duidelijk trots op zijn land. We eten met z’n drieën bij een visrestaurant en dan gaan we richting vliegveld. Halverwege Colombo en de luchthaven is de woonplaats van Cuthie. Zijn vrouw staat op een hoekje om de ‘doggybag’, die Cuthie mee genomen heeft, aan te pakken en ons te groeten. Een erg enthousiaste vrouw, die ons meteen omhelst en op de wangen zoent alsof we familie zijn. Om 11.15 uur nemen we met pijn in het hart afscheid van Cuthie. Hij heeft ons een geweldige vakantie bezorgd.

    Dag 15 – woensdag 9 maart 2011 COLOMBO > AMSTERDAM
    Het is inmiddels bijna 03.00 uur in de ochtend, we zijn al 21 uur wakker en dan moet het vliegtuig nog vertrekken! Op het vliegveld van Dubai nemen we een sterke espresso, daar knap je van op. Tot slot het traject Dubai-Amsterdam, waarna we om 12.45 uur op Schiphol landen. Nog een vriendelijk knikje van de stewardess en dan staan we weer op vaste Nederlandse bodem.

    Onze bagage komt bijna als laatste van de band, maar dan eindelijk kunnen we naar de aankomsthal waar Stef weer op ons staat te wachten met stroopwafels, als Nederlands binnenkomertje. In de loop van de middag zijn we weer thuis. Stef drinkt nog een kop thee en dan is deze korte, maar heerlijke vakantie echt afgelopen.

    Namasté Reizen

    Home Reizen van Jan en Carla